Echte profs rijden begin april de Ronde van Vlaanderen. De Ronde van Vlaanderen is een wedstrijd voor renners die van alle markten thuis zijn. Ruim 250 kilometer over Vlaams platteland en door Vlaamse Ardennen. De tocht gaat zowel over asfalt als over kasseistroken. De wind waait vaak de verkeerde kant op en als het regent dan liggen de kasseien los in de grond. Spectaculair.
Afgelopen zaterdag, op een mooie lentedag, durfden vier goedwillende dertigers het aan om ook eens de Ronde te gaan rijden. Uiteraard niet het hele stuk, maar vooral de hellingen in de directe omgeving van het mooie plaatsje Oudenaarde, waar ook het Ronde van Vlaanderen-museum is gevestigd. Ik stel de helden aan u voor:
De man in vorm was Sander. Vorig jaar reeds deelnemer aan de officiele toerversie van de RVV. Vorige week bedwinger van een aantal Vogezencols. Lichter dan ooit, 1100 trainingskilometers verzameld.
Terug van weggeweest op het hoogste niveau: Henk-Jan. Voorbereiding: 600 kilometer hardlopen en 60 kilometer op de fiets. Voorzien van arm- en kniebeschermers.
De man die de marathon liep in net geen vier uur. Hulde voor Roel. Naast 450 kilometers te voet toch ook alweer 200 kilometer gefietst.
Kotsen doet hij graag. Ook traint hij dit jaar meer dan ooit. Met 500 kilometers is hij er helemaal klaar voor: Gert.
De start was net buiten Oudenaarde. Henk-Jan begon met een lange sprint van 10 kilometer. De anderen konden hem maar net volgen. Gelukkig doemde daar de eerste helling op. Was wel even schrikken, maar gelukkig was er nog geen kassei te bekennen. Gert klom als een jonge god en pakte de eerste punten.
In de afdaling namen Henk-Jan en Sander het heft in handen. Er ontstond een gaatje waar Roel en Gert eerst nog even dom om lachten maar het gaatje werd niet kleiner dus het moest worden dichtgereden. Uitgeput begonnen we aan de tweede klim. Henk-Jan trok hem gewoon door, vooral op het steile stuk en de punten waren binnen. Wat was er ook weer leuk aan fietsen? Je wordt er vooral erg moe van. We hadden nog wat voor de boeg, dus we reden vrolijk verder. Eerst een dorpje door, dan een bochtje naar rechts en ineens reden we over de kasseien. Het sloeg helemaal nergens op: het leek wel of ze die stenen er met opzet zo slordig mogelijk hadden ingemetseld. Grote en kleine stenen, het lag op een willekeurige hoop, met diepe spleten ertussen. Onze lichtmetalen fietsjes kregen het zwaar te verduren. Overal deed het pijn, met name in de vingers die krampachtig het stuur omklemden in een ultieme poging om rechtuit te blijven gaan. Na een paar honderd meter kreeg ik er toch wel lol in. Door het stuur wat losser vast te pakken, erg licht te schakelen en zo hard mogelijk te trappen, was er toch enige beweging voorwaarts te bespeuren. Sander had de truuk ook door en bereikte als eerste de top. Henk-Jan en Roel waren ver achterop geraakt. Kasseien, je moet er van houden.
Gelukkig kwamen er nog een paar van die strookjes. Vooral de Paterberg was lachen. We waren vrolijk aan het dalen op een smalle asfaltweg. Dan ineens een bocht naar rechts: oeps, 20% steile helling op een afgrijselijk kasseienstrookje. De geul aan de zijkant van de weg was een beetje bemodderd dus dat reed ook al niet lekker. Gelukkig schakelt mijn nieuwe fiets erg goed en was afstappen niet nodig. Na deze verrassing kwam er nog zoeen, de Koppenberg. Ietsje langer nog, maar gelukkig niet zo stiekem na de bocht gelegen.
Roel werd licht wanhopig van al die stomme keien. Dat hadden ze er niet bij verteld! Heuvels zijn leuk, maar d’r moet wel een normale weg overheen lopen. Sander begon er echter steeds meer lol in te krijgen. De aanloop naar de volgende heuvel, de Steenbeekdries, was ook al van kasseien gemaakt. Sander nam al voor de heuvel een forse voorsprong, en Gert kon nog wel aardig volgen. Sander stond bovenop de heuvel zeer demonstratief foto’s te maken met zijn van rijkswege verstrekte fotocamera inclusief telefonie-functionaliteit. Henk-Jan keek moeilijk en Roel kwam vloekend boven. Hij bedacht een knappe list: lucht uit de banden laten.
Dit was een slimme zet. Op de volgende helling was het meteen raak. Roel maakte handig gebruik van de redelijk begaanbare zijkant van de weg en won de klim. Ook op de volgende heuvel manouvreerde hij knap over de plakjes asfalt die her er der tussen de schuivende keien was gesmeerd, maar klimgeit Henk-Jan won de sprint bovenop.
Het was tijd om van de oranje lus over te schakelen naar de blauwe. We hadden er zo’n zestig kilometer opzitten en we zetten koers naar Brakel, woonplaats van “De Peet”. Onderweg kwamen we nog wat slappe bultjes tegen die in mijn herinnering meestal door Sander werden gewonnen, maar het kan ook Henk-Jan geweest zijn. In Brakel even gepauzeerd vooraleer we het meest oostelijke puntje van de lus zouden bereiken, de Muur van Geraardsbergen. Geraardsbergen bleek een alleraardigst plaatsje te zijn. Het was druk in het centrum, waar onze Vlaamse wegwerkers alvast begonnen waren met het uitspreiden van kasseien. Asfalt kennen ze daar niet. Goed nieuws voor Sander en Gert, iets minder voor Henk-Jan en Roel. Ongemerkt namen Gert en Sander in de vlakke aanloop al de nodige afstand. Net buiten het centrum begon het een beetje te klimmen. Gert dacht: ah, dit zal de Muur wel zijn en gaf gas. Helaas, na een kilometer doorstampen kwam pas het bordje waarmee het begin van de klim werd aangekondigd. Als een echte prof keek Gert niet om maar reed rustig door en probeerde in het doolhof de bordjes te vinden die loodrecht omhoog leken te wijzen. Op een steil stukje schakelde Gert de verkeerde kant op, hoorde iemand achter zich iets roepen (dat bleek Sander te zijn) maar dankzij een knappe stuurwending kwam Gert buiten de kasseien in de geul terecht en hervond een aanvaardbaar ritme. Daar naderde de top. Nog even aanzetten en ja, ik was boven. Achter me hoorde ik een welgemeende vloek van Sander, die net een meter of tien tekort kwam. Leuk gevecht.
Bovenop de knoop doorgehakt: Bosberg werd geschrapt, we zouden de kortste weg naar Oudenaarde nemen, met onderweg nog anderhalve klim van betekenis.
Henk-Jan en Sander zetten zich weer op kop en lieten zich door de tegenwind niet van de wijs brengen. Gert was in de zevende hemel door zijn overwinning op de Muur en trapte eerst nog even lekker mee aan het elastiek. Echter, na een dikke 100 kilometer koers ging bij Gert het licht langzaam uit. Geen kotstaferelen bovenop een heuvel deze keer, maar meneer voelde een flinke dosis pap in zijn benen en besloot de anderen een gaatje te gunnen. Natuurlijk werd er zo nu en dan op de zwakkeling gewacht (heren bedankt) waardoor we viertallig het fraaie Oudenaarde konden binnenrijden na 130 keiharde kilometers die in een gemiddelde van 24,6 werden afgelegd. Een feestmaal bestaande uit Stoverij en Frites, Garnalen en Pasta werd genuttigd op de zonovergoten Markt van Oudenaarde waarna het gezelschap huiswaarts keerde. Heren, bedankt voor een klassieke wielerdag!
06 juni 2006
05 juni 2006
In de bus (raoul)
Allemachtig, wat waren ze sterk. Sindar, Henk-Jan, Gert en ondergetekende legden de Ronde van Vlaanderen af met een gemiddelde snelheid van rond de 24 km/u vooral vanwege beestachtig tempowerk van de twee eerstgenoemden. En dat over een zwaar parkoers met een stuk of tien pittige klimmetjes. De meeste ervan belegd met kinderkopjes.
Het eerste klimmetje over asfalt (Kluisberg) ging als in alle koersen. Gert, nog fris en onbevangen, trok er stevig aan en Henk-Jan en ik pakten zijn wiel. We lieten Gert voorgaan op de top, omdat wij nog niet wisten dat er met terugwerkende kracht een bergklassement ingevoerd zou worden.
Op de Oude Kwaremont bleek echter al dat Vlaanderens mooiste anders is dan andere tochten. Deze beklimming ging over kasseien en daarop bleken vooral Sindar en Gert sterk. Ik maakte me zorgen over mijn fiets. Kunnen mijn spaken dit aan? Trillen de shifters niet kapot? Maar ook over mijn armen en schouders; die vonden het niet prettig. Henk-Jan en Gert hielden de vaart er nog in, maar ik moest een gat laten vallen. Sindar, nog puntloos in het bergklassement, rook bloed en stoof over me heen. Laatste op de top. En zo ging dat ook op de Paterberg, Koppenberg en Steenbeekdries. Kasseien, stuiterende renners en slippende wielen. Ik zat in de bus: twee keer laatste en een keer derde.
Als enige nog geen bergetappe gewonnen, en waarschijnlijk zou dat ook niet gebeuren deze dag. Misschien zou het helpen om wat lucht uit mijn banden laten ontsnappen, aangezien ik ze ’s-ochtends maximaal had opgepompt. Dat is doorgaans wel gunstig, maar niet op de wegen van de hel. Prompt boekte ik op de Taaienberg mijn overwinning.
Zodra er een betonnen gootje langs de weg loopt ging het redelijk. Ook op de Eikenberg mocht ik nog meedoen voor de overwinning, maar werd in een (te) lange sprint à deux met Henk-Jan alsnog geklopt. Sindar volgde kort, die klom uitstekend. Gert trouwens ook op zijn nieuwe fiets.
Een colaatje en een broodje in Brakel deden eenieder goed. Het dekselse klimmen over kinderkopjes zat er goeddeels op, maar het rechte stuk naar Geraardsbergen moesten we nog wel even overbruggen. Windje mee, knap kopwerk van de beteren van de dag (35 km/u) en we waren er.
In de aanloop naar de Muur bouwden Gert en Sindar stiekem al een voorsprongetje op, waardoor Henk-Jan en ik bij voorbaat kansloos waren. Wie er als eerste boven kwam heb ik dan ook alleen van horen zeggen.
De weg terug naar Oudenaarden zat hetzelfde windje dus tegen. Sindar en Henk-Jan weer op kop, maar omdat we ons niet lieten kennen namen Gert en ik ook af en toe de kop over. Kennelijk vond Sindar dat niet nodig, want vanuit vierde positie kwam hij langszij om er weer flink op los te beulen. We sneden hier en daar nog een stukje af en arriveerden na 130 km. Precies genoeg voor mij.
Het eerste klimmetje over asfalt (Kluisberg) ging als in alle koersen. Gert, nog fris en onbevangen, trok er stevig aan en Henk-Jan en ik pakten zijn wiel. We lieten Gert voorgaan op de top, omdat wij nog niet wisten dat er met terugwerkende kracht een bergklassement ingevoerd zou worden.
Op de Oude Kwaremont bleek echter al dat Vlaanderens mooiste anders is dan andere tochten. Deze beklimming ging over kasseien en daarop bleken vooral Sindar en Gert sterk. Ik maakte me zorgen over mijn fiets. Kunnen mijn spaken dit aan? Trillen de shifters niet kapot? Maar ook over mijn armen en schouders; die vonden het niet prettig. Henk-Jan en Gert hielden de vaart er nog in, maar ik moest een gat laten vallen. Sindar, nog puntloos in het bergklassement, rook bloed en stoof over me heen. Laatste op de top. En zo ging dat ook op de Paterberg, Koppenberg en Steenbeekdries. Kasseien, stuiterende renners en slippende wielen. Ik zat in de bus: twee keer laatste en een keer derde.
Als enige nog geen bergetappe gewonnen, en waarschijnlijk zou dat ook niet gebeuren deze dag. Misschien zou het helpen om wat lucht uit mijn banden laten ontsnappen, aangezien ik ze ’s-ochtends maximaal had opgepompt. Dat is doorgaans wel gunstig, maar niet op de wegen van de hel. Prompt boekte ik op de Taaienberg mijn overwinning.
Zodra er een betonnen gootje langs de weg loopt ging het redelijk. Ook op de Eikenberg mocht ik nog meedoen voor de overwinning, maar werd in een (te) lange sprint à deux met Henk-Jan alsnog geklopt. Sindar volgde kort, die klom uitstekend. Gert trouwens ook op zijn nieuwe fiets.
Een colaatje en een broodje in Brakel deden eenieder goed. Het dekselse klimmen over kinderkopjes zat er goeddeels op, maar het rechte stuk naar Geraardsbergen moesten we nog wel even overbruggen. Windje mee, knap kopwerk van de beteren van de dag (35 km/u) en we waren er.
In de aanloop naar de Muur bouwden Gert en Sindar stiekem al een voorsprongetje op, waardoor Henk-Jan en ik bij voorbaat kansloos waren. Wie er als eerste boven kwam heb ik dan ook alleen van horen zeggen.
De weg terug naar Oudenaarden zat hetzelfde windje dus tegen. Sindar en Henk-Jan weer op kop, maar omdat we ons niet lieten kennen namen Gert en ik ook af en toe de kop over. Kennelijk vond Sindar dat niet nodig, want vanuit vierde positie kwam hij langszij om er weer flink op los te beulen. We sneden hier en daar nog een stukje af en arriveerden na 130 km. Precies genoeg voor mij.
Abonneren op:
Posts (Atom)