30 juli 2012

Tour de Mont Aigoual

Vanwege weersomstandigheden hebben we onze vakantie naar een of andere eilandengroep in de Oostzee omgeboekt naar de Cevennen. En als je daar toch bent, kun je net zo goed even de ronde van Mont Aigoual fietsen, legendarisch sinds het verschijnen van Tim Krabbé’s boek De Renner.
Niet op de racefiets, maar op de Globe Live 2. We hadden bedacht dat we wel vier fietsen mee konden nemen. Het idee van een fietsvakantie hadden we namelijk nog niet geheel verlaten. De fietsen van de kinderen zitten echter nog op het dak. Geen doen hier voor hun. Maar ja, zadelt mij wel met mijn stadsfiets op. Voordeel is dat ik geen kransjes hoef te steken. De Nexus huit mag zijn werk doen.
De tour komt nagenoeg langs onze camping en ik definieer deze als alternatieve vertrekplaats. Wel jammer, want juist de voorbereidingen voor de start in Meyrueis zetten de toon van De Renner. De camping ligt aan een rivier. De tocht gaat over het plateau aan de overkant. Kan ik dus meteen beginnen met een fikse klim, de gorges over. Gorges betekent zoiets als rotswand.


Bovengekomen begint een lang stuk over het plateau, waar gieren boven mijn hoofd cirkelen. Ze denken dat er wat te halen valt. Mis. Deze jongen gaat eerst de Mont Aigoual op. Probeer het op de terugweg nog maar een keer.
Ik daal de gorges weer af en rij Meyrueis binnen. Rechts zit een fietsenmaker. Ik heb een reserveband nodig. Meneer heeft allerlei banden voor mountainbikes of racefietsen. Maar mijn doodnormale werkfiets classificeert hij als 'un hybride', alsof het een exoot uit de tropen is. Nee, een 32 heeft hij niet. Dan maar niet lekrijden, want mijn pomp past niet op het Amerikaanse ventiel waarmee de Globe geleverd is.
Links zie ik terrasjes met toeristen die wijn drinken. Niet-wielrenners. De leegheid van hun levens schokt me.
De route gaat ten zuiden langs de Mont Aigoual richting de achterkant. Geduldig wacht ik voor overstekende schapen. Een hoog gemiddelde ambieer ik vandaag niet.  
De smalle weggetjes lijken voor fietsers gemaakt. Gek genoeg zijn ze er nauwelijks te bekennen, er is überhaupt nauwelijks verkeer. Ook niet tijdens klim en afdaling. Een enkele wielrenner komt me tegemoet, op een lichtgewicht racefiets met dunne bandjes.
De film van een boek is altijd anders dan de voorstelling bij het lezen. In mijn voorstelling was de Mont Aigoual kaal en rotsachtig; in het echt is hij op de top na geheel bebost. Hij is niet steil, maar wel vrij lang en verdomd zwaar met al dat metaal onder mijn kont.
Halverwege ruil ik in een dorpje de lege Orangina fles om voor een volle Eviant. Beide passen in een bidonhouder.
De laatste 10 km zijn hels. Mijn ongevormde zadel (ergonomie, huh?) drukt lelijk in de bilspieren. Gelukkig nadert de top.
Daar stikt het van de auto’s. Hoe zijn die bovengekomen?  Ook een enkele wielrenner heeft kennelijk een sluiproute gevonden. Volgen zij de Tour dan niet?
In de afdaling laveer ik tussen gesmolten asfalt door. Ik profiteer van de stabiele wegligging van de Globe. Als het niet lukt hoor je een soort plakkerig geslurp. Mooi gevonden denk ik bij mezelf en ik herhaal de woorden een paar keer. Welke woorden zaten er ook weer in het hoofd van De Renner? Halilu cri cri? Ik kan er niet goed opkomen.
De afdaling gebruik ik om bij te komen. De wind waait tegen, maar ik hoef niet te trappen. Ik lees 3km op de weg. Even verderop staat 2km en nog wat verder 1km. Ik rij Meyrueis weer binnen, maar er is geen streep getrokken. Waarschijnlijk heeft er alleen een boog over de weg gestaan.
Die eindstreep zou toch niet voor mij zijn. Vertrek- en finishplaats liggen 25 km noordelijker. Ik fiets nog een rondje door het stadje maar ontwaar nog steeds nergens een standbeeld van Tim Krabbé. Men eert zijn ambassadeurs hier slecht.
Voor de terugweg moet ik eerst weer die gorges van 500 meter op en dan over het plateau naar de camping. Makkie als je eenmaal boven bent, denk ik. Niet dus, er staat me toch een wind. Daar had ik op de heenweg niets van gemerkt (?). Een stuk om nog even lekker dood te gaan. De gieren hebben het gelukkig niet door. Die zijn inmiddels verdwenen.

Raadsel (131)

Deze Raborenner doet het goed bij het ontbijt.

Antwoord: Luis Leon Croissanchez
(Job)