‘Oei oei oei,’ zegt Piet. ‘Er is iets verschrikkelijks gebeurd.’
‘Wat dan?’ vraagt Sint.
‘Gertje is heel stout geweest.’
‘Wat heeft hij dan gedaan?’
‘Gertje heeft vals gespeeld.’
‘Vals gespeeld, maar hoe dan?’
‘Hij heeft op zichzelf gestemd.’
‘Maar dat is toch niet zo erg?’
‘Gertje heeft vierhonderdtwaalf keer op zichzelf gestemd,’ zegt Piet.
Sint schrikt: ‘vierhonderdtwaalf keer ... dat is ongekend.’
‘Gertje heeft ook gejokt, Sint.’
‘Gejokt?’
'Hij schreef een gedicht met onze namen eronder.'
'Maar Piet, dat doen zoveel mensen.'
‘Hij schreef dat hij de beste wielrenner is,’ zegt Piet.
‘O, domme domme Gert. Dat is toch helemaal niet waar.’
‘Nee, dat is zeker niet waar.’
‘Dat is natuurlijk Raoul, zo staat het in mijn boek.’
‘Ja Sint, dat weet iedereen.’
‘Wat moeten we daar nu mee?’
‘We moeten Gertje meenemen naar Spanje,’ antwoord Piet.
‘Bedoel je in de zak?’
‘Er zit niks anders op. Hij bezoedelt het imago van de sport.’
‘Luister Piet,’ oppert Sint, ‘als we hem nou eens terug laten fietsen naar Nederland.’
‘Dan stoppen we een pepernoot in zijn achterband ...’
‘Nee Piet, dan kan hij oefenen.‘
‘Goed idee Sint, dat is precies wat-ie nodig heeft.’
05 december 2008
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten