Na de prachtverslagen van Beuk, Mario en Roel wordt het de hoogste tijd dat ik ook iets van me laat lezen op dedoodofdegladiolen. Het is altijd prettig om het laatste woord te hebben.
Bij de editie van vorig jaar hebben we een aantal rituelen bedacht die we dit jaar voor het eerst konden herhalen. Om te beginnen dient er gereserveerd te worden in een jeugdherbergachtig hotel met de welluidende naam hotel les nations/hotel des nations. Vervolgens dienen we allemaal veel later dan het afgesproken tijdstip te arriveren in Luik. Dan is het zaak dat we dezelfde kamer krijgen toegewezen als het vorige jaar. Als dit allemaal is gelukt, dan steken we schuin de straat over om bij De Italiaan een bordje pasta te bestellen. Hierbij is het van belang dat we aan die ene tafel zitten, waarbij ik met de rug naar de deur plaatsneem. We moeten door die ene serveerster worden geholpen. Tot zover verliep het dit jaar identiek aan het vorige. Na de pasta nog een afzakkertje in de vorm van een zwaar alcoholische bier in dat ene café tegenover het station. Dat ging dit jaar op het nippertje goed; meneer de uitbater wou eigenlijk de tent al sluiten maar zwichtte gelukkig voor onze smeekbede om juist bij hem dat ene drankje te mogen nuttigen. Aan dat ene tafeltje bij het raam. Na het biertje is het bedtijd, waarbij we al sportquizzend in slaap vallen. Vraag van de dag: wat is er toch gebeurd met klimgeit Robert Millar?
Des ochtends is het poepen, aankleden, broodjes proppen, banaantjes erachteraan en dan de zakken van de koerstrui inladen met meer broodjes, meer bananen, mueslirepen, snelle gelletjes, druivesuikersnoepjes, ontbijtkoek en aanverwante artikelen.
Dan hup naar de start, Mario bellen, stempelen en fietsen maar.
Het weer viel totnutoe niet tegen. Het was koud, nog wat donker, maar vooral: droog.
We zaten goed voorin en we waren Luik al snel uit. Het eerste klimmetje mocht geen naam hebben maar Beuk moest toch even zijn compact tandwielenset testen en helaas pakte de test niet zo goed uit. Roel en ik mochten doorfietsen van Beuk en bovenop had hij ons al weer bijna achterhaald. Het werd langzaam wat lichter en zo konden we goed zien dat het zwaar bewolkt was. Wanneer zou die bui gaan vallen?
Voorlopig nog niet. We reden een leuk hellinkje op en daarna een vrij lange afdaling naar de voet van de Cote de Kin. De Kin is de eerste test voor de beentjes. Vorig jaar plaatste ik een splijtende demarrage aan de voet, overleefde het steile stuk maar stond daarna geparkeerd en kwam met ontploffende benen ver na de anderen boven. Dit jaar besloot ik niks te forceren. Fijn in het wiel van Beuk gekropen en samen geposeerd voor de fotograaf. Roel hield zich niet in en kwam met mooie voorsprong boven. Ik liet Beuk in het tweede deel van de klim maar gaan, en hield de schade zo beperkt mogelijk. Na de Kin een lekker stukje op en neer rijden, groepje opzoeken en richting eerste stempelpunt op de Baraque.
De klim naar de Baraque is vrij lang maar niet steil. Het lastigste stuk zit hem in het begin, als je een dorpje uitrijdt. Daar voelde ik dat mijn blaas behoefte had aan leging. Ik kondigde aan op een tussentop wild om me heen te gaan plassen. Ondanks het gevoel van hoge nood, duurde het toch al gauw een minuutje voordat er een zielig druppeltje plas zijn uitweg vond. Ondanks de gebrekkige produktie, voelde ik me toch wel opgelucht en solo hervatte ik de koers. Moederziel alleen arriveerde ik bovenop een mistig en koud Baraque de Fraiture. Volgens mijn draadloze thermometer was het nog geen 9 graden. Boven nul, dat dan weer wel.
Roel en Beuk waren er al en Roel kondigde aan lauw te gaan wateren. Of zoiets. Beuk en ik knikten begrijpend maar nadat Roel uit het zicht was verdwenen keken we elkaar vragend aan. Lauw wateren? Het zal wel.
Na een minuut of vijf zonder Roel wisten we het zeker: lauw wateren=stiekem poepen. Daar kwam Roel weer, hij zag er opgelucht uit. Tijd om maar weer op te stappen, het werd er niet warmer op.
Van vorig jaar kon ik me herinneren dat het stukje Baraque-Bastenaken een beetje tegenviel. Het is nog geen veertig kilometer, en officieel liggen er geen bergjes op de weg. Het begin was voornamelijk dalen. Na kilometer 80 wordt het toch wat lastiger, en er is wel degelijk sprake van een serieuze klim, met van die echte haarspeldbochten. Ik reed er wel lekker tegenop, maar toen het wat steiler werd, nam ik gas terug. Voor Beuk het sein om me te passeren en een sneller treintje op te zoeken. Ik bleef op gepaste afstand in het spoor en zag dat Beuk een bocht voor me op elegante wijze zijn zonnebril (waar heptie die nou voor nodig) op de grond liet vallen. Ik passeerde hem, lachte hem uit, maar Beuk zat snel weer op de fiets. Hij haalde me sprintend bij, riep iets dat klonk als: “ik hoor in dat groepje voor je”, en sprong razendsnel naar dat groepje en het leek net of er niks was gebeurd. Een eerste signaal dat het met Beuk wel goed zat vandaag.
De laatste kilometers naar Bastogne waren loodzwaar. Klimmen dalen klimmen dalen en dat dan nog een paar keer. Het was nog steeds koud, maar belangrijker: droog. Wel voor het eerst in mijn wielercarrière last van beide knieën. Vervelend.
In Bastogne even op een bankje gaan zitten. En hé, kijk nou, Mario en Remco sloten aan. Die hadden alvast een halfuurtje dichtgereden. De dikke plukken haar op de benen van Mario waren prachtig. Zoveel luchtweerstand, maar toch zo hard kunnen fietsen. Op een stalen Pinarello, die wel is voorzien van de mooiste wielen ooit. Dat dan weer wel.
Na de rijst en de koffie begonnen we aan de reis naar het Noorden. Mario en Remco zetten zich op kop en gaven vooral op de eerste hellinkjes behoorlijk gas. Beuk volgde schijnbaar op het gemak, ik op mijn tandvlees en Roel had het nog wat zwaarder. Remco en Mario namen op de hellinkjes steeds wat afstand maar als het naar beneden ging, kwamen we wel weer bij. Ik keek eens achterom, maar Roel was niet meer te zien. Tijd om wat gas terug te nemen. We lieten Mario en Remco gaan, en ik moet zeggen, dat kwam me niet erg slecht uit. Helaas kwam Roel niet terug in ons groepje, wat zou er toch aan de hand zijn? Toen hoorde ik eindelijk de telefoon gaan. Bleek dat Roel al twee keer eerder had gebeld, maar ik had niks voelen trillen of horen rinkelen: lekke band, kapotte reserveband, vette pech. Omdat we toch even moesten wachten, was het een mooi moment om nog ergens een plasje te plegen. Helaas moesten we het hele dorp doorcrossen om ergens een geschikte plasberm te vinden. Op onze terugweg naar het punt waar Roel voorbij zou komen, wisten we gelukkig te voorkomen dat ook wij lek zouden rijden. Na een halfuur sloot een herboren Roel aan. We vervolgden de zware tocht op weg naar de voet van de Wanne. Het was, net als het stuk richting Bastogne, constant bergje op, bergje af.
In het laatste afdalinkje voor de Wanne maakte Beuk weer eens goed gebruik van zijn gewicht en sloeg een gaatje. Hij kwam in een mooi groepje en Roel en ik moesten de achtervolging inzetten. Nadat Roel ook nog even een afvaldumppauze inlastte, was het gaatje uitgegroeid tot een gat. Beuk dacht op rozen te zitten, maar Roel had andere plannen. Roel leidde vanaf Vielsalm de achtervolging en Gert profiteerde slim van dit kopwerk. Vlak voor de Wanne was Beuk bijgehaald. Een lichte motregen is voelbaar , de eerste en naar later bleek enige druppels van deze dag. Het steile stuk direct na de bocht was dit jaar minder steil dan vorige jaren, en dat voelde goed. Na de afdaling begon de echte klim. Beuk en Roel streden om de overwinning, ik volgde op flinke achterstand. Toch was ik niet ontvreden. Daar waar ik voorgaande jaren steevast al overwoog om op de Wanne te gaan lopen, kon ik nu vrij makkelijk blijven fietsen, en dan blijkt het verlossende bos met zijn vriendelijke stijgingspercentages toch al vrij snel te komen. Eenmaal in het bos heb je het ergste wel gehad. Je kan dan weer gaan zitten, tandje erbij, en je bent boven. Boven hoorde ik van het schitterende duel dat zich daar moet hebben afgespeeld tussen Beuk en Roel.
Afdalen naar Stavelot. Het zonnetje breekt een beetje door. In Stavelot rijden we achterop een colonne mountainbikende gezinnen met kinderen. Vervelend, maar ja, je kan ze moeilijk de berm induwen. We naderen de Amermont. Beuk is op en top geconcentreerd. We staan allemaal goed geschakeld en nemen de afslag. Beuk sprint weg, indrukwekkend. Roel volgt, ik blijf in de buurt. Twee bochten, die paar huizen en dan even op adem komen, maar we weten, nu komt het steilste stuk. Beuk is al haast niet meer te zien. Roel rijdt voor me, ik kan aardig volgen. Het wordt gelukkig minder steil en we naderen de top. Beuk staat daar ogenschijnlijk al uren op ons te wachten. Die jongen is goed bezig.
We rijden door. Bij de rotonde naar rechts, een kilometer rechtuit en hé, we rijden over een streep: Gert wint de Haute Levée. Helaas telt deze vandaag niet mee, en ik maak me zorgen over mijn bergklassement. Ik grossier totnutoe in derde plaatsen, en in een veld van drie is dat niet indrukwekkend. Wie weet wat de Rosier ons brengt. Ik kom daar doorgaans als tweede boven, uiteraard na Roel. De Rosier wordt ook wel de Roelsier genoemd, moet je weten. Op de eerste meters van de klim moedig ik Roel aan en speel hem de favorietenrol toe. Roel stelt zich bescheiden op, en we rijden de eerste twee, wat steilere kilometers gezellig met zijn drieën naar boven. Dan krijg ik het toch wat zwaar en ik laat Beuk en Roel voorgaan. Jammer, het gaatje wordt snel een gat. Ik zie Roel een demarrage plaatsen en Beuk moet passen. Interessante ontwikkeling. Jammer dat ik boven moet horen dat ik toch bijna twee minuten heb moeten toegeven.
Gelukkig weet ik dat nu de Vecquée komt, ook wel de Gertquée genoemd. Vorig jaar, in Het Jaar van Roel, heb ik daar als enige Roel weten te verslaan. Ik denk er nog graag aan terug. Dit jaar begin ik met kleine achterstand aan de klim, opgelopen tijdens de afdaling. Gelukkig voelen de beentjes prima en sluit ik snel aan bij Roel, Beuk en een onbekend heerschap. Ik weet dat er wat van me wordt verwacht en in dat soort gevallen lukt het me niet om me te verstoppen. Ik neem op de bluf de kop en onderga wat beledigingen van Beuk en Roel. Roel vertrouwt me toe dat ik harder moet rijden als ik wil willen. Ik kan helaas niet harder. Ze volgen op het gemak, ze spelen met me. Dan denk ik in de verte de top te zien, Roel waarschuwt me dat dat nog niet het geval is. Ik ga van ellende maar iets harder rijden (14 ipv 12) en na een tijdje valt me op dat ik Roel en Beuk geen aanmerkingen meer hoor maken. Zou ik een gaatje hebben? Het lijkt erop. Even doorrijden en we zijn boven. Ik hoor wat geroep achter me en zie dat Roel de tweede plaats opeist. De punten zijn binnen.
Afdalen naar La Reid. Beuk denkt er verstandig aan te doen door soep te eten. Ik doe hier maar niet aan mee. Er schijnt nog steeds een flauw zonnetje, maar het is net te koud om de jas uit te doen.
De laatste klim van vandaag, de Redoute. Mijn voornaamste doelstelling van deze LBL is fietsend die heuvel op. Totnutoe zijn mijn klasseringen dit jaar teleurstellend, maar al met al rijd ik toch makkelijker dan ooit de steile stukken op. Ik heb goede hoop voor de Redoute. We beginnen met zijn drieën aan de klim. Het eerste stuk langs de grote weg stelt weinig voor, terwijl ik me van vorige jaren kan herinneren hier al eens een stukje gewandeld te hebben. Dan de bocht naar links; voor ons wordt massaal gewandeld. Sukkels. Ik ga niet hard meer, Roel en Beuk rijden van me weg, maar het deert me weinig. Daar waar 75% van de renners wandelt, voel ik me goed en kan ik, weliswaar staande op de trappers, blijven fietsen. Op de steilste stukken is de snelheid eruit, ik ga 6 kilometer per uur. Maar ik krijg het allemaal nog rond, en daar nadert al de op eennalaatste bocht. De eerste toeschouwers krijgen een glimlach van me en als dank word ik aangemoedigd. De laatste bocht. Ik ga het volgens mij gewoon redden. De zon schijnt, de streep ligt op honderd meter. Als een echte tourvedette leg ik de laatste meters af en duw hem over de streep. Roel en Beuk liggen languit in een helaas uitgedroogde koeievlaai. Roel heeft wederom gewonnen. Ik draai me om en geniet van het uitzicht op zich bovenworstelende renners. Er is er eentje bij die hyperventilerende geluiden maakt. Een ander passeert onaangedaan de streep, kijkt stoer voor zich uit en zegt tegen niemand in het bijzonder: “eitje.” We eten een appel en zetten koers richting Luik.
Beuk wil nog wel een beetje doorrijden. Ik heb het eigenlijk wel gezien voor vandaag. De pijn in de knieën heeft de hele dag aangehouden en wordt langzaam ondraaglijk. Dus we rijden op het gemak het laatste stuk naar Luik.
Binnen de 10 uur netto fietstijd. Niet slecht.
Afstempelen en als beloning een handgeschreven oorkonde en een paar echte fietssokken geincasseerd. Na een biertje geprobeerd om weer op te staan, en geconstateerd dat de knietjes hier veel moeite mee hadden.
De slotrituelen: douchen in het hotel, Chinees eten bij de Chinees, nog voor de koffie poepen bij de Chinees, dan alsnog die koffie, en dan naar bed. Geen wekker zetten. Vanzelf wakker worden, stokbrood eten met La Vache Qui Rit-erop, en dan een paar uur in de auto naar huis.
Thuisgekomen ruzie krijgen met de fiets die weer in elkaar moet worden gezet. Met zwarte handen vloekend binnenvallen bij vrouw en kinderen. Excuses aanbieden. De rest van de week met restanten van zwarte vingers doorlopen.
Het was weer mooi dit jaar. Thuisgekomen op de andere mobiel nog een paar berichtjes van Mario afgeluisterd: zij gingen als een speer.
Jullie houden mijn verslag van de week Alpen nog even tegoed.