Drie ons bekende renners tekenen op 12 augustus om 6 uur ’s-ochtends de startlijst van Luik-Bastenaken-Luik editie 2006. Beuk, met rond de 1600 kilometer goed getraind. Bovendien betrekt hij tegenwoordig ook zijn voedingspatroon in zijn voorbereiding, zoals zijn autobiografisch relaas hieronder vermeldt. Gert, met 1800 voor een deel in het hooggebergte afgewerkte trainingskilometers ook een favoriet voor de zege, reduceerde verder ter voorbereiding zijn chipsconsumptie tot nul. Ondergetekende, Roel, de minst getrainde dit jaar (900 kilometer), maar uit op revanche na een matig voorseizoen en een zeer teleurstellende Ronde van Vlaanderen. Voorts aan de start, maar met enige vertraging, Mario en Remko: kampioenen van de beenbeharing en stalen fietsen.
De eerste kilometers gaan nog wat onwennig, omdat we in een groepje meefietsen dat kennelijk nog niet warm is. Het tempo ligt laag. Maar aan inhalen beginnen we liever pas op de beklimming naar Baufays, waar de eersten het al moeilijk krijgen (getuige de grimassen op de foto’s van Action Phototeam). Daar ook de eerste tegenslag: Beuk krijgt zijn ketting niet op zijn kleine voorblad, tenminste niet met zijn shifter; met de hand lukt het wel. Gelukkig blijkt het euvel zichzelf al te hebben verholpen voor er maar een materiaalwagen passeert. Jammer dat zoiets later niet met mijn lekke band gebeurde…
We naderen de eerste col van ons klassement: de Côte de Kin. De bolletjestrui, daar had ik mijn zinnen op gezet, en besluit daarom tamelijk onder aan de klim vast te versnellen om Gert en Beuk te lossen. Dat blijkt te lukken – zij wensen zich niet met dit sprokkelwerk in te laten – maar voor mij zijn de eerste puntjes binnen. Die zouden later nog cruciaal blijken.
Het gaat allemaal niet zo soepel als vorig jaar. Ik heb het afwisselend warm en koud op weg naar de Baraque; naarmate we hoger komen meer koud dan warm. Gert kondigt aan op de top te zullen gaan plassen, maar volgens hem ligt de top al een paar kilometer voor Baraque. Het zekere voor het onzekere nemend voor wat betreft de bergpunten demarreer ik alvast als Gerts ‘top’ in zicht komt, met het voornemen tot aan de Baraque weg te blijven en alle eventuele punten onderweg op te rapen. En terwijl Gert een plasplek zoekt en Beuk door andere plassende meneren in beslag wordt genomen rij ik wat ongewis door om aan te haken bij een groepje dat me passeert. De bevoorradingsplek bovenop komt echter maar niet. De beklimming van de Baraque duurt langer dan ik me herinner. Ik besluit het groepje te laten lopen. Niemand die het ziet, immers, behalve een soepel fietsende pedaleur in mijn wiel. Blijkt dat Beuk te zijn, die had een krachtige achtervolging geplaatst en het gat dichtgereden. Hij komt erover en, eerlijk is eerlijk, kaapt vette punten weg.
Dan gaat het allengs minder. Eten en drinken zijn het probleem niet, hoewel ik mijn water te koud vind om in grote slokken weg te slaan. Daarom ga ik op de Baraque even lauw water halen, om mij daar bovendien nog wat te ontlasten.
Ook al vermeldt de routekaart tussen de Baraque en Bastogne geen obstakels, ik vind het zwaar. Gert en Beuk fietsen soepel, Beuk laat een pompje vallen, Gert komt langszij, ze kletsen wat en fietsen vlot door. Je kunt het allemaal mooi zien als je enkele bochten lager zit. In afdalingen hield ik ze al niet bij, maar nu ook bergop niet. En we zitten nog maar op 80 kilometer. Gelukkig hadden we wel van tevoren afgesproken dat deze rotklimmetjes niet meetellen voor de bergtrui.
Ze zijn goed getraind allebei. Gert zit bovendien op een nieuwe en Beuk op een opgepimpte fiets. Ik weet niet meer zeker of ze de benen hadden geschoren. Dankzij hen steven ook ik deze LBL al in Bastogne op een recordtijd af. Wel voel ik me erg klein en hun sterkte baart mij zorgen. Ze hoeven toch niet iedere keer op mij te wachten? En wat moeten Mario en Remko denken, die op het stukje tussen Luik en Bastogne hun half uur vertraging al hebben goedgemaakt? “Gezellig enzo, maar geen blok aan ons been.” En inderdaad, zo beaamt Mario later, ze menen al te zien dat ik bij de pauze in Bastogne wat vermoeid oog en zijn in de heilige overtuiging dat ik het tempo niet kan volgen.
Dat is ook zo. Maar ik heb ook een langzaam leeglopende band. Dat was alweer jaren geleden. Mijn reservespul blijkt dan ook gebrekkig in orde en zoals gewoonlijk moet ik weer een wielrenner van de fiets trekken om wat te lenen, een druppel solutie dit keer. Hij staat het van harte af. Wonderwel ben ik nu ook lichamelijk hersteld. Gert en Beuk staan 6 kilometer verderop te wachten. Mario en Remko zijn er defnitief vandoor, maar die kan ik vermoedelijk ook met 8 bar in mijn banden niet bijhouden. Petje af voor die 9.12 uur.
Met mij gaat het weer goed. Even die 6 kilometer overbruggen, dit in een minuut of 10. Lekker doorfietsen naar Vielsalm, kop over kop, en op de daaropvolgende Wanne Beuk terughalen en lossen. Boven op de Wanne liggen immers eindelijk weer punten. In de laatste bocht, we zitten dan al in het bos, kijk ik achterom en zie Beuk in de verte ploeteren. De buit is binnen, denk ik. Ik kan zelfs nog een tandje bijschakelen en versnellen en wat om me heen kijken naar een tanige veteraan die door zijn trotse familie wordt ontvangen. Maar daar zie ik in mijn ooghoek ook iets fluoresceren. @%$#*&. Beuk komt 10 meter voor de streep toch langszij. Die zat toch ver achter me?! Te laat voor een reactie, we passeren de streep en de bergtrui hangt virtueel om Beuks schouders.
Van alle bergen vreest Beuk de Amermont het meest, omdat hij die vorig jaar met zijn 42-24 maar niet kon bedwingen. Hij is dan ook wel erg vals, met zijn opeenvolging van belachelijk steile stukken. Met Beuks huidige 34-34 verzet liggen de zaken echter anders. Hij gaat op de pedalen staan, slaat snel een groot gat, verdwijnt uit zicht en pakt de 6 punten op de top. Daar zie ik hem een halve minuut later staan. Gert volgt spoedig.
Na de Amermont volgt de Rosier. Dat is mijn berg, volgens Gert. Zelf ben ik door Beuks krachtvertoon danig gedemoraliseerd, dus ik besluit niet meer te doen dan mee te fietsen en hang braaf bij Gert en Beuk in het wiel. Maar als Gert langzaam naar achteren schuift en ik nog steeds goed kan volgen, neem ik toch de kop over. Ik kan zelfs een tandje zwaarder en de benen jeuken, maar de klim is 5 kilometer (dachten we). Ik wacht tot het 2 kilometerpunt en versnel. Beuk vindt het te vroeg en laat lopen. Het lukt, ik kan het volhouden, maar kijk constant op de teller hoe ver het nog is. Als ik denk dat ik nog een kilometer moet, zie ik plotseling renners staan. Daar is de top al. De klim was maar 4 kilometer. Na 50 seconden volgt Beuk en nog een minuutje later Gert ook. Laatstgenoemde spaart zich voor de Mont Vecquee.
Gert is dit jaar weer verrassend sterk op de Vecquee. Hij sleurt het hele stuk aan kop, weet waar hij wil gaan en schuift dit allemaal niet onder stoelen of banken. De klim is iets korter dan de Rosier en eindigt met een flauwe bocht naar links en naar rechts. Met de bocht in zich gaat Gert van kop af, zonder uit het zadel te komen. Beuk en ik kunnen niet volgen. Wij zullen moeten sprinten voor de tweede plaats, die toch nog goed is voor 4 bergpunten. Voor mij zijn deze punten cruciaal om uitzicht te houden op de bolletjestrui. Terwijl Gert al vijftig meter los is en de streep bijna passeert laat ik me zakken tot achter Beuks rug. Daar neem ik een aanloopje en val hem in de rug aan. Mijn opzet slaagt: tweede plek. Op de Redoute wordt de bergtrui pas vergeven.
Na een stempeltje en een soepje in La Reid nog even naar Remouchamps fietsen. Stadje door, tunneltje in en bergje op. Ik heb weer goede moed. Op videobeelden van de 2005 editie heb ik het lijdende gezicht van Beuk uitvoerig bestudeerd en ik zie nu weer dat hij te kloppen is. Op het minder steile stuk weet ik al een voorsprongetje op te bouwen, maar Beuk is nog lang niet verslagen. Sterker nog, hij komt terug. Aan het begin van het laatste steile stuk fietst hij zelfs weer in mijn wiel. Maar de inspanning die hij daarvoor heeft geleverd breekt hem op. De laatste vijftig meter verliest hij een meter of tien terrein. Net als op de Wanne probeert hij het nog met een verrassende eindsprint, maar nu let ik op. Het gat blijft even groot.
Bovenop fietsen we een weiland in, ik laat me op mijn rug vallen en kijk naar boven. Bolletjes zie ik.
Gert komt ook al gauw boven – sneller dan ooit heb ik het idee. We rusten nog even en berekenen dat we toch niet meer voor vijven over de finish kunnen komen. Daarom doen we het dit jaar rustig aan in de afzink naar Luik, de teller komt niet veel meer boven de 30 km/u. Ik vind het goed, want mijn zitvlak lijdt al genoeg onder het gebrekkig onderhouden Waalse wegdek en nu beginnen de knieën voor het eerst in mijn wielerloopbaan ook nog te kraken. Om kwart voor zeven zit de slijtageslag erop. Gelukkig hoeft er bij de Chinees niet veel meer gepraat te worden. Vreten en naar bed!
20 augustus 2006
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten